De Parochie van Oplinter in oude boeken.

Als pastoor-op-rust in een parochie, waar ik ruim 34 jaar een gelukkige herder ben geweest, werd ik op zekere morgen wakker met de volgende gedachte: “… ge hebt nu de tijd, de mensen die vandaag in Oplinter leven, kent ge voor het grootste deel met naam en toenaam, maar zoudt ge nu eens niet terugkijken naar het verleden?...”

Ik wist er wel iets van af: restauratiewerken aan de kerk, herinneringen en anekdoten die reeds lang overleden parochianen mij hadden verteld… maar zeer veels was dat niet. Wat gesnuffel in oude archieven had mij vroeger reeds nieuwsgierig gemaakt, maar als pastoor leeft men vooral in de tegenwoordige tijd.

Dan nu maar op verkenning!

Wanneer ik het zeer merkwaardige werk van Pastoor P.V. Bets: “Geschiedenis van de gemeenten Oplinter” (uitgegeven in het jaar 1869) doorbladerde, kwam ik tot de ontdekking dat reeds in het jaar 1139 spraak was van de kerk van Oplinter. Wij schreven toen nog 1988 en men moet geen wiskundige knobbel hebben om vast te stellen dat uitgerekend in 1989 de parochie Oplinter minsten 850 jaar geschiedenis heeft.

“Volgens eene oorkonde van 1139 moesten al de parochiën der dekenijen van Sint-Truiden, Zoutleeuw en Geldenaken zich jaarlijks in bedevaart naar Sint-Truiden begeven en aldaar een obool, zijnde dit eene kleine zilveren munt, per haardstede offeren. Oplinter wordt in dit bescheid genoemd. Bijgevolge moesten de Oplinteraars die godvruchtige reis alle jaren doen.”

En ik dacht: Waarom deze verjaardag niet vieren?

Een eerste contact met enkele vermoedelijk actieve medewerkers om die droom in werkelijkheid om te zetten, viel niet erg mee.

Wat? Hoe? Waarom? Wanneer? Meer vragen dan antwoorden.

Maar al die vragen en twijfels wakkerden mij des te meer aan om door te werken. Ik vond het een unieke gelegenheid om aan geheel de parochiegemeenschap een historisch appel toe te roepen.

Is Oplinter dan zo aar 110 ha barre grond? Of is het een gebied met een adellijk verleden, een monumentaal geklasseerde kerk, een aloude Abddij van Maegdendael, waar Beatrijs van Nazareth haar wereldberoemd “Zeven heilige manieren van Minne” schreef, en waar destijds de handelseconomie van Utsenaken hoogtij vierde?